Sociale zekerheid (domeinP)

lHieronder staat uitleg over sociale verzekeringen en werknemersverzekeringen. De volgende onderdelen komen aan de orde:
ABW Fraudebestrijding Primair inkomen Sociale zekerheid (motieven) WAZ
Actieven Inactieven Secundair inkomen Structuurwerkloosheid (maatregelen) Welvaartsvaste uitkering
AKW Kapitaaldekkingstelsel Sociale premies (afwenteling) Uitkeringen Werknemersverzekeringen
ANW Loon - prijsspiraal Sociale verzekeringen Verzorgingsstaat WULBZ
AOW Omslagstelsel Sociale voorzieningen Volksverzekeringen WW
AOW Oudedagsvoorziening Sociale zekerheid Volksverzekeringen ZFW
AWBZ Particuliere ziektekostenverzekering Sociale zekerheid (doel) Waardevaste uitkering Ziekenfonds
Flexibele pensionering Pensioen Sociale zekerheid (financiering) WAJONG Ziektekosten
WAO ZW



icon Downlaod Sociale zekerheid (hele domein)

Overige downloads per onderwerp:

icon Sociale- zekerheid_lorenzcurve_sociale verzekeringen
icon Sociale- zekerheidsinstellingen
icon Schema_ overheidsontvangsten
icon recente- maatregelen_ werkeloosheid_inactieven_
icon loonprijsspiraal_omslagstelsel_dekkingsstelse


Domein P                  Sociale zekerheid

 

Doel van de sociale zekerheid:

Het doel van de sociale wetgeving houdt verband met:

–         gewenste inkomensverdeling; geen scheve inkomensverdeling (waarbij de relatieve verschillen tussen hoge en lage inkomens groot zijn) maar een rechtvaardige inkomensverdeling.

–         bestaanszekerheid (voor mensen die om welke reden dan ook niet in staat zijn een inkomen te verwerven).

 

De verzorgingsstaat:

De verzorgingsstaat is een aanvulling op de markteconomie. De (pure) vrije markteconomie kent immers géén sociale zekerheid. De verzorgingsstaat (mét sociale zekerheid) probeert de nadelen van het prijs- of marktmechanisme op te vangen. De sociale zekerheid geeft bestaanszekerheid en dempt de conjunctuurcyclus (schommelingen in de EV worden minder).

 

De sociale zekerheid en de personele inkomensverdeling:

1)

Primair

inkomen:

Inkomen ontvangen voor het ter beschikking stellen van de productiefactoren (= loon + pacht + interest + winst).

2)

Secundair

inkomen:

= primair inkomen - inkomensheffingen (belastingen /sociale premies) + sociale uitkeringen + inkomensafhankelijke subsidies.

 

Doordat de sociale zekerheid alleen bedoeld is voor de lagere inkomens worden de relatieve verschillen tussen de inkomens kleiner (inkomensnivellering). De Lorenzcurve (of Lorenzkromme) verschuift daardoor omhoog en wordt minder scheef (of heeft een minder diepe buik).

        

 

 


Collectieve sector:

 

Collectieve sector

Overheid

Sociale zekerheidsinstellingen

NB:  De overheid draagt zorg voor het beleid van de sociale zekerheid, de sociale

zekerheidsinstellingen zorgen voor de uitvoering.

 

Sociale zekerheid:

1)

Sociale verzekeringen

a)

Werknemersverzekeringen

Voor werknemers.

b)

Volksverzekeringen

Voor het volk; iedereen.

2)

Sociale voorzieningen

Voor iedereen die geen andere rechten heeft (vangnetfunctie).

 

Grondgedachten bij de sociale zekerheid:

Men is bereid tot het meebetalen aan de kosten van de sociale zekerheid, uit:

–         Eigen belang; het is mogelijk dat men zelf gebruik moet maken van de sociale zekerheid (a.g.v. werkloosheid, ziekte, invaliditeit enz.).

–         Solidariteit; anderen gunnen /geven wat men zelf heeft.

 

Financiering van de sociale zekerheid (wie betaalt wat?):

1)

Sociale verzekeringen

a)

Werknemersverzekeringen Financiering uit de werkgeverspremies en werknemerspremies

.

b)

Volksverzekeringen

Financiering uit de werknemerspremies.

2)

Sociale voorzieningen

Financiering uit de algemene middelen (belastingen).

 

Uitkeringen:

a)

Waardevaste uitkering:

De hoogte van de uitkering is gekoppeld aan de inflatie; als de inflatie bijv. 3% is wordt de uitkering ook met 3% verhoogd.

b)

Welvaartsvaste uitkering:

De hoogte van de uitkering is gekoppeld aan de ontwikkeling van de lonen; als de lonen met 4% stijgen, dan wordt de uitkering ook met 4% verhoogd.

NB:  Een welvaartsvaste uitkering is gunstiger. Immers dan profiteert men ook mee van de welvaartsgroei (loonstijging > inflatie).

 


Sociale zekerheid:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Sociale

Verzekeringen

 

 

 

 

 

 

 

Werknemers-

verzekeringen

 

WW

Werkloosheidswet: op grond van deze wet krijgt de werknemer die onverwijtbaar werkloos is op grond van zijn arbeidsverleden gedurende een bepaalde periode een uitkering.

 

WULBZ

 

 

ZW

 

Wet Uitbreiding Loondoorbetaling Bij Ziekte: op grond van deze wet moeten werkgevers het loon aan zieke werknemers (1 jaar) doorbetalen.

 

Ziektewet: neemt de rol van de WULBZ over als de werkgever niet verplicht is tot loondoorbetaling.

 

WAO / WIA

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering: verstrekt een uitkering aan werknemers die al langer dan één jaar niet in staat zijn te werken (2006 afgeschaft).

 

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen:

Er wordt gekeken naar wat mensen wel nog kunnen; de WIA vult het inkomen aan.

De WIA is in 2006 ingegaan en geldt niet voor mensen die al een WAO-uitkering hadden.

 

 

 

 

 

 

Volks-

Verzekeringen

 

AOW

Algemene Ouderdomswet: op grond van deze verzekering krijgt iedereen die 65 jaar wordt een pensioen van de overheid.

 

ANW

Algemene Nabestaanden Wet: verstrekt een uitkering aan nabestaanden (de achterblijvende gezinsleden) als de kostwinner overlijdt.

 

AKW

Algemene Kinderbijslagwet: op grond van deze wet ontvangt degene die een kind onderhoudt een tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud van dat kind.

 

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten: verzekering voor ziektekostenrisico’s waar je je niet individueel voor kunt verzekeren. Iedereen die in Nederland woont of werkt is er voor verzekerd en heeft recht op vergoeding van de AWBZ.

 

WAJONG

Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten: verstrekt een uitkering aan jongeren die niet kunnen werken omdat ze arbeidsongeschikt zijn.

 

WAZ

Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen: verstrekt een uitkering aan zelfstandigen die niet meer kunnen werken omdat ze arbeidsongeschikt zijn (2004 afgeschaft).

 

 

 

 

Sociale

Voorzieningen

 

TW

Toeslagenwet: vult uitkeringen aan tot het sociaal minimum (als dat tenminste werd verdiend) of anders tot aan het vroegere loon. Aanvullingen kunnen worden gegeven op bovenstaande inkomensvervangende uitkeringen

 

WWB

De Wet Werk en Bijstand: bedoeld voor mensen die niet in hun eigen onderhoud kunnen voorzien en geen beroep kunnen doen op een andere sociale voorziening.

 

De WWB is het vangnet; als men geen recht heeft op een werknemersverzekering of een volksverzekering, heeft men recht op een WWB-uitkering.

 

NB: bovenstaand schema is niet limitatief; er zijn meer uitkeringen, hierboven staan de belangrijkste.

 

Sociale zekerheidsinstellingen:

 

                                                               Uitkeringsorgaan / Uitkering:

 


Motieven om een deel van de zorg collectief te regelen:

Efficiency, verlagen collectieve lasten, zekerheid, solidariteit, lastenverdeling, betaalbaarheid voor de burger.

 

Motieven om een deel van de zorg niet collectief te regelen:

Eigen verantwoordelijkheid, zorg kan op maat worden geregeld.

 

Ziektekosten (Zorgverzekeringswet):

Sinds 1 januari 2006 is de nieuwe zorgverzekeringswet van kracht. Het verschil tussen ziekenfonds en particulier is daarmee verdwenen.

De nieuwe zorgverzekering heeft een wettelijk vastgesteld basispakket. Als men meer zorg (bijv. de tandarts) wil verzekeren moet men een aanvullende verzekering afsluiten. Iedereen moest persoonlijk verzekeren. Kinderen tot 18 jaar zijn gratis meeverzekerd.

 

Premie:

De verschuldigde premie bestaat uit:

  1. Nominale premie: voor iedereen gelijk.
  2. Inkomensafhankelijke bijdrage: ongeacht leeftijd, 6,5% verschuldigd over (maximaal ongeveer 30.000 Euro) het bijdrage inkomen.

Bijdrage inkomen = belastbaar loon, resultaat uit overige werkzaamheden, winst uit onderneming en uitkeringen.

NB: De werkgever / uitkeringsinstantie moet deze inkomens afhankelijke bijdrage vervolgens weer vergoeden aan de werknemer / uitkeringsgerechtigde

 

Zorgtoeslag:

Zorgtoeslag is een tegemoetkoming in de premie voor de basisverzekering, voor lagere inkomens (maximaal € 420 voor een alleenstaande met een maximum inkomen van € 25.000 en € 1.200 voor een meerpersoonshuishouden met een maximum inkomen van € 40.000)

 

Oudedagsvoorziening:

1)

AOW

Basisvoorziening;

65+ alleenstaand: ± € 375 (netto /maand).

65+ echtpaar: ± € 650 (netto /maand).

2)

Pensioen

Als aanvulling op de AOW.

AOW + pensioen = 70% van het laatst verdiende salaris.

Omslagstelsel en kapitaaldekkingstelsel:

a)

Omslagstelsel:

De personen die nu een uitkering ontvangen, ontvangen deze uit de huidige ontvangsten aan premies.

 

De premiebetaler (werkenden) van nu betalen voor degenen die nu een uitkering ontvangen.

 

Premies t = Uitkeringen jaar t

                                              

Gevolgen:     uitkeringen +->premies +

Toepassing:  sociale zekerheidsstelsel (overheid)

b)

Kapitaaldekkingstelsel:

De premies die nu worden ontvangen worden gebruikt voor toekomstige uitkeringen.

 

Iedere premiebetaler betaalt/spaart voor zijn eigen uitkering.

 

Premies jaar t = Uitkering jaar t + x

 

Gevolgen:     premies +->uitkeringen +

Toepassing:  verzekeringsmaatschappijen/pensioenfondsen                 bijv. lijfrente, pensioenen

 

Flexibele pensionering:

Jarenlang zijn allerlei VUT-regelingen zeer populair geweest en hebben zeker bijgedragen tot de beperking van de structurele werkloosheid. De laatste tijd echter ligt de vervroegde uittreding onder vuur, omdat dit erg duur is. In veel bedrijftakken worden deze regelingen dan ook afgebouwd en vervangen door de flexibele pensionering. Bij flexibele pensionering is het ook mogelijk om vóór de pensioengerechtigde leeftijd (met inlevering van salaris naar rato) uit te treden.

Flexibele pensionering kan echter ook betekenen dat de pensioengerechtigde leeftijd juist wordt verhoogd. Dit is bijvoorbeeld nodig als er tekorten zijn in een bepaald beroep.

Thans, gaan ook steeds vaker stemmen op om gezien de toenemende vergrijzing de pensioenleeftijd te verhogen. Bovendien leven mensen tegenwoordig langer.

 

 


Het afwentelen van hogere sociale premies:

Als de kosten van de sociale zekerheid stijgen, betekent dit voor werkgevers hogere loonkosten en voor werknemers een lager besteedbaar inkomen. Werknemers(organisaties) proberen de hogere premies af te wentelen op de werkgevers via hogere looneisen. Werkgevers zullen op hun beurt de hogere loonkosten proberen te compenseren door een hogere arbeidsproductiviteit en/of de loonkostenstijging doorrekenen in de eindprijzen van de producten/diensten. Hierbij dreigt dus onderstaande:

 

Loon - prijsspiraal:

 

Sociale premies +

->

Loonkosten +

->

Prijzen +

 

 

+

 

-

 

 

Lonen +

Ü

Looneisen +

 

 

 

 

+

 

 

 

 

Inflatie +

 

Het (legaal) ontwijken van belasting- en premiebetaling:

–         Aanpassing bestedingspatroon; minder uitgeven = minder BTW betalen.

–         Afname participatie in betaalde arbeid; minder werken, minder verdienen, minder belasting.

–         Looneisen; hoger loon eisen ter compensatie van hogere belasting.

–         Prijsstijgingen; bedrijven zullen hogere belasting doorrekenen in hun prijzen.

–         Belastingvlucht; verhuizen naar landen met lagere belastingtarieven.

 

Het (illegaal) ontduiken van belasting- en premiebetaling:

–         Zwart (laten) werken; werken zonder belasting en premies te betalen. Zowel de werkgever als de werknemer moeten belastingen en sociale premies betalen.

–         Werken met een uitkering; werken (en verdienen) en bovendien (onterecht) een uitkering.

–         Verzwijgen van omzet; bedrijf verkoopt (met winst) maar betaalt geen belasting

 

De hoogte van de uitkering en de hoogte van de belasting- en premiedruk.

De financiering van de Nederlandse zekerheidsstelsel gebeurt volgens het omslagstelsel. Het omslagstelsel betekent dat als de uitkeringen (moeten) stijgen omdat het aantal uitkeringen toeneemt, ook de premieheffing moet stijgen. Deze situatie speelt bijvoorbeeld als de werkloosheid stijgt; door de stijging van de werkloosheid stijgen de uitkeringen. Door deze stijging in de uitgaven moeten de sociale premies (inkomsten) ook stijgen.

 

Uitkeringen + in jaar t

->

Premies + in jaar t

 

Uitkeringen en oneigenlijk gebruik van de sociale zekerheid:

Hoe hoger de uitkeringen zijn hoe “aantrekkelijker” fraude voor werkgevers en werknemers wordt. Naast fraude kan er ook sprake zijn van oneigenlijk gebruik van de sociale zekerheid.

Vooral van de WAO is in het verleden (door drie betrokken partijen) oneigenlijk gebruik gemaakt. Arbeiders werden niet ontslagen (WW) maar werden afgekeurd (WAO). De overheid verlaagde hiermee (kunstmatig) het aantal werklozen, hetgeen voor een regering politiek gunstiger is. Werkgevers betaalden minder premies en het bedrijf kreeg geen negatieve publiciteit (geen ontslagen). De ex-werknemer kregen langer en een hogere uitkering (Een WW-uitkering is een tijdelijke uitkering, afhankelijk van het aantal gewerkte jaren en 70% van het laatst verdiende salaris. Na de WW valt men in de ABW. Een WAO-uitkering is 80% van het laatste salaris en bovendien tot de pensioengerechtigde leeftijd).

Fraudebestrijding:

Het hoge niveau van onze sociale voorzieningen maakt fraude aantrekkelijk, dit tracht men door strengere controle, eenvoudigere regels en hogere boetes, tegen te gaan. Vooral door het koppelen van databanken zijn de laatste jaren veel fraudeurs tegen de lamp gelopen.

 

Recente ontwikkelingen:

 

Aanscherping regelgeving:

–         verruiming begrip passende arbeid (men moet eerder een baan accepteren),

–         verplicht stellen van scholing,

–         reïntegratieplan (plan om werknemers die ziek waren weer aan het werk te krijgen).

–         uitkering afhankelijk stellen van arbeidsverleden,

–         herkeuring en strengere keuringseisen (WAO / WIA).

–         Wet verbetering Poortwachter

doel: zieke werknemers zo snel mogelijk weer in het arbeidsproces laten integreren en de doorstoom naar de WAO / WIA te voorkomen.

 

Inbouwen van financiële prikkels:

–         verlies van vakantiedagen (bij ziekte),

–         privatisering van de uitvoering (strenger),

–         inbouwen eigen risico en premiedifferentiatie (betaling naar mate van gebruik),

–         verlaging van de uitkeringen en

–         verkorting van de uitkeringsperiode.


Invloed van de sociale zekerheid:

Kosten

sociale

zekerheid +

-> Arbeidskosten

p.e.p. +

 

-> Winsten ¯

 

-> Prijzen +

-> Internationale concurrentie-

positie ¯

 

-> Wg ¯

 

Loonkosten en substitutie:

 

Totale loonkosten     = gemiddelde loon    x        aantal werknemers

Totale productie                = arbeidproductiviteit         x        aantal werknemers

 

Loonkosten per eenheid product =

 

Als arbeid relatief duur wordt (t.o.v. kapitaal) zullen bedrijven minder snel geneigd zijn extra arbeiders in dienst te nemen. Hoge loonkosten zijn slecht voor de concurrentiepositie, investeringen zijn niet rendabel en er treedt substitutie op (arbeiders worden vervangen door kapitaal). Op deze manier ontstaat structuurwerkloosheid (oorzaak aan de aanbodzijde van de economie).

 

Aanbod van arbeid en de sociale zekerheid:

Volgens veel economen is het aanbod van arbeid klein in verband met het geringe financiële verschil tussen werken en niet werken; er is een te klein verschil tussen nettoloon en netto-uitkering. M.a.w.: Financiële prikkels om te (moeten) gaan werken ontbreekt.

 

De ontwikkeling in de relatie inactieven / actieven:

De verschil tussen het aantal actieven en het aantal inactieven wordt steeds groter.

Een steeds kleiner wordende groep werkenden / actieven moet (via premie- en belastingheffing) de inkomens garanderen van een groeiende groep inactieven (werklozen, WAO-ers, AOW-ers, enz.).

In dit kader worden de vergrijzing (steeds meer AOW-gerechtigden) en de grote aantallen WAO-ers, als de grootste problemen van Nederland gezien.

 

Recente maatregelen tegen (langdurige) structurele werkloosheid:

 

–         Bedrijven krijgen subsidies voor het in dienst nemen van langdurig werklozen (de zgn. Melkert-banen). Het wordt dan voor bedrijven aantrekkelijk extra personeel in dienst te nemen. De werkloze doet werkervaring op en krijgt daardoor een grotere kans op de arbeidsmarkt.

–         Werklozen worden via arbeidsbureaus en sociale diensten individueel begeleid bij het opdoen van werkervaring en bij scholing. Werkervaring en betere scholing verhogen de kansen op een vaste baan.

–         Uitbreiden van de mogelijkheden van kinderopvang. Met deze maatregel beoogt de regering de participatiegraad van vrouwen (met kinderen) te verhogen.

–         Privatisering van de sociale zekerheid. De Nederlandse sociale zekerheid is naar internationale maatstaven gemeten zeer goed, maar erg duur. De Nederlandse concurrentiepositie wordt hierdoor nadelig beïnvloed. Door de sociale zekerheid verder te privatiseren c.q. goedkoper te maken

–         Flexibele pensionering (zie eindterm 79).

 


Gevolgen van een verandering van het deelnemingspercentage (participatiegraad):

 

Participatiegraad + ->

minder inactieven

en meer actieven ->

Uitgaven

Collectieve

sector ¯ ->

Sociale premies + belastingen ¯->

 

(vergroting van het draagvlak; meer actieven betalen voor minder inactieven)

 

Arbeidskosten ¯

 

Schema overheidsontvansten / uitgaven:



Joomla template made by HeJian